-->
Navigeer met spatiebalk of pijltjes
Zonder tijd is er geen verhaal
Bram Versteeve
Tijd
in het begin
is er geen tijd
aan het eind
is er een verhaal
zo wordt tijd gemaakt
geen tijd zonder verhaal
Droomtijd
dromen
van later
spiegels van gisteren
dromen
van vroeger
lachspiegels
vandaag
droom ik
tijd
tijd is een droom
een venster
naar nergens
Afscheid
soms denk ik
dat ik je bedacht
maar meestal
dat je er was
tot je wegbleef
je bent gemaakt
van zwart goud
zwaar en zeker
en ook van donkere harde zwerfstenen
gekrast en gebeiteld
zoek je
waar je vandaan komt
en waarom
soms vlieg je ver vooruit
maar dan weer
blijf je achter
in je dans
die eenzame dans
tussen alle sterren
die je omgeven
en waar jij schittert
>
tot je wegblijft
soms denk ik
dat ik je heb bedacht
maar vaker nog
dat je al was weggegaan
<
In memoriam
Ik zie
waar je vandaan kwam
en hoe je hier bent gekomen
hoe je jouw leven bouwde
op de hoekpunten van je tijd
van onvermijdelijkheid
hoe je alles wist
en toch niets
en daar alles van wist
dat je de weg kende
en de juiste woorden.
Nu het donker is
zijn ze er nooit geweest.
Je hebt ze in het licht bedacht.
Sporen
(Cirkels) Die vroege februarigeur, zo zacht, het groen als ochtendgrijs van een doorweekte nacht, oneindig ijl als de muziek van Pärt, Górecki. Al is melancholie nog vaal en grauw bemost, zij zal zich spoedig van mijn geest ontdoen, het ruikt naar hoop, het is volbracht, de winter is opnieuw voorbij. En weldra zal ik groene, blauwe, gele lentezaken doen, een pasgebouwde kathedraal, onmetelijke zonverwarmde pleinen. De zomer wordt ontvangen met de geuren en het licht van Bach, de warme regen en het onweer van Rachmaninov, Tom Waits.
Totdat melancholie mijn hart opnieuw ontzet. De paarse herfst zingt Brahms en ruikt naar eindigheid. Een nieuwe witte, grijze, zwarte winter is de geur van einde februari lang vergeten.
Totdat hij wederkomt en mijn herinnering. Die vroege februarigeur, zo zacht, het groen als ochtendgrijs, oneindig..........
(De lange weg) Een groot geluk, de lange weg, het was pas maart en alles rook naar gras, ik was pas net de droefheid van die lange winternacht te boven, behoeftigheid lag als een steen in uitgedroogde grond toen jij jouw sporen door mijn leven heen ging trekken en week de grond voor jou uiteen alsof er was gewacht, alsof het was voorzien maar dan alleen in mijn nog onbegrepen dromen.
.....en gaf mij het citaat van Proust niet zoeken naar het nieuwe maar het oude zien met nieuwe ogen. Zo deelde jij de stukjes uit van puzzels die ik later pas zou leren onderscheiden en groeperen totdat jij één werd in mijn hart en hoofd en ik begrijpen ging waarom jouw ogen dolken en verleiding kunnen zijn en ik je zag zoals je bent en bent geweest en hoe je morgen wenst te zijn. Zo trok je diepe sporen door mijn leven.
(De waarheid) En dat de waarheid zelden zuiver is en zeker niet eenvoudig. Maar wel onstuitbaar als een storm aan zee, bij nacht, en als je lacht en huilt en zegt dat je gelukkig bent of droef of gek of wacht op antwoord dat soms komt maar vaker niet en als verdriet je ogen en je woorden even dof maakt alsof dolken en verleiding niet bestaan.
(Woorden) ...... en als jij woorden sprak, de woorden die je mij niet wilde geven maar je vergat dat soms, ik weet niet wat de reden was, misschien was je wel moe en was je hoede even weggevlucht of was je hart beroerd, ik weet het niet, ik wil het ook niet weten want jouw sporen hebben mij al diep genoeg geraakt.
(Eclips) Dit is mijn plek, ik ben alleen, ik ben al duizend jaar alleen, de wereld is mijn plek, mijn stille, warme plek, mijn dood, geboorte, leven, er is niet meer, het licht verdwijnt en ik sterf met het licht. Ik geef je aan de koude van de nacht.
(Cirkels) Die vroege februarigeur, zo zacht, het groen als ochtendgrijs van een doorweekte nacht, oneindig ijl als jouw muziek. Oneindig waar je nog nooit bent geweest. Denk jij nog steeds aan maart, kan denken wel waar je nu bent of ben je verder weggevlogen.....?
Nu
Hoe zal ik de wereld benoemen.
Die wereld is ver
en ontvluchtig,
is lucht.
maar jij
aarde
je huid
in de nacht
hoe je slaapt
hoe je ademt
je stille gezicht
je ontroerende schouders
verglanzen het licht van de dag
en ik
vlieg, ik heb vleugels, een stem, en ik scheer langs de aarde en zing.
Ik zie
ik zie de zon, de sterren en de maan
ik zie de zomer komen en weer gaan
ik zie een zin- , een eindeloos herhalen
maar ook dat alle dingen overgaan
De tijd is mijn verhaal
Ik draai om de zon
in machteloze cirkels
dat is tijd
tijd is tijd
lente en herfst
dood en liefde
Ik bouw mijn leven
in doelgerichte cirkels
ook dat is tijd
tijd is vlijt
succes en falen
vasthouden en laten gaan
Ik was een kind
en werd een ouder
dat is ook tijd
tijd is spijt
oud en jong
zorg en loosheid
TIJD IS OOK DIT:
berouw sterft zonder zonde
wij deden wat we konden
gebruikten wat we vonden
herstelden wat we schonden
de tijd heelt alle wonden
tijd is vergetelheid
ik ben tijd
Overbergen
het is genoeg
een cirkel rond
er was nog tijd
voor woordenloze woorden
de kleuren ken ik nog van toen
die datumloze maanden
waarin het eerdere verdween
in mist, in dromen, tranen
wat eens gedacht
werd nooit gezegd
die lieve woorden nu
een schuilplaats voor de leegte
mijn vroeger is herinnering
in kleuren van vandaag
wat is zal morgen zijn geweest
maar toch is het dan anders
Reis in de tijd
In al mijn dromen was ik nog als toen,
dezelfde boom maar in een nieuw seizoen.
Nu blijkt dat ik veel meer heb laten vallen
dan blaadjes, zaadjes en wat lentegroen.
zo even nog
stralende kleuren
glad en rimpelloos
een kinderhand, gevuld
wat lucht en geluid
een nooit bedacht idee
nieuwe namen
eigen woorden
een originele kopie
eindeloos
verwassen kleuren
verschilferd en dof
een lege hand
wat lucht en geluid
een vergeten idee
verdwenen namen
verleerde woorden
een onleesbare kopie
eindelijk
even nog
Ontijd
Ga niet als lam
De zegening, verbonden aan een stem
is dat gedachten worden uitgesproken.
Een zegening - ik zeg het maar met klem -
waarmee de doodse stilte wordt doorbroken.
Natuurlijk lopen tunnels op het eind
het duister in, hoezeer wij dat vervloeken.
Wiens stem door die tragiek wordt ondermijnd
kan beter nu alvast zijn graf gaan zoeken
Ga niet als lam die nacht in, laat je stem
de achterblijvers weten dat je leefde,
je stem verhief ook als je handen beefden
je daden nooit je woorden achterhaalden,
dat je de zin van alles zelf bepaalde.
Dicht, leef en zing je eigen requiem.
Commentaar op het sonnet van Gerrit Komrij
verschenen in het Algemeen Dagblad van
18 januari 1999: Zonder muilkorf
hell4you
Je ogen dragen nog de sporen van geweld
je blik naar achteren gericht je handen zijn gewrongen
je huis versterkt met barricaden mijnen in het veld
waar vroeger vogels en ook wij de mooiste liedjes zongen
zo moe en afgemat de nachten worden een voor een de dagen zijn geteld
je laat mij binnenkomen
een vlinder heeft twee vleugels als een olifantenoor en wordt vertrapt
je schreeuwt maar niemand hoort de dertientonige muziek behalve jij
een anthracietzwart monster ogen vol met slijmdraad gaat er met je eerste kind vandoor
je zet het mes en snijdt het hart weer vrij de radio staat aan een onbekend station
met nieuws uit het hiernamaals niet van gisteren
een lindeboom verspreidt de geur van toen maar nooit meer na vandaag
de tering is geworpen en de wonden zijn de wereld nog niet uit
je vraagt om voedsel en een hond blaft vlaamse frieten
de belgische bonbons ontploffen een voor een de hemel avondrood
uit een fabriek van kersenhout en kempenturf de rook is om te stikken stikken stikken
ik laat je binnenkomen
Nu is het even stil de scheuren zijn gestikt met gouden draden die geweven zijn
uit dromen van chemie je bent terug tot even voordat alles is begonnen
we lopen samen door het veld en zingen met de vogels mee
het is weer lente en de zon is zacht de wind streelt onze huid je huilt en houdt me vast
totdat de aarde zich weer scheurt de hel naar boven komt en ik je niet kan volgen tot
ik mij laat binnenkomen
wat is geweest dat komt
verlangenkind ik wacht hier voor je huis
beluister jouw gefluisterde lyriek
de westenwind polijst je huid met gruis
je ijle stem verdwijnt met je muziek
gezangenkind een maand te laat geboren
de nieuwe maan liet water nog gestold
nu heeft de noordenwind haar kracht verloren
en alle ijskristallen uitgehold
gedachtenkind door lief en lied verlaten
je spoor teloor door warme zuidenwind
de hete aarde absorbeert het water
bewaart je klare tranen voor veel later
de oostenwind blaast weer de eerste maten
van de muziek naar mijn verlangenkind
CIRKELS
Die late februarigeur, zo zacht, het groen als ochtendgrijs van een doorweekte nacht, oneindig ijl als de muziek van Pärt, Górecki. Al is melancholie nog vaal en grauw bemost, zij zal zich spoedig van mijn geest ontdoen, het ruikt naar hoop, het is volbracht, de winter is opnieuw voorbij. En weldra zal ik groene, blauwe, gele lentezaken doen, een pasgebouwde kathedraal, onmetelijke zonverwarmde pleinen. De zomer wordt ontvangen met de geuren en het licht van Bach, de warme regen en het onweer van Rachmaninov, Tom Waits.
Totdat melancholie mijn hart opnieuw ontzet. De paarse herfst zingt Brahms en ruikt naar eindigheid. Een nieuwe witte, grijze, zwarte winter is de geur van einde februari lang vergeten.
Totdat hij wederkomt en mijn herinnering. Die late februarigeur, zo zacht, het groen als ochtendgrijs, oneindig.
Wat ik nu zie
al was ik hier eerder
ik zag het niet
zoals ik het zie
de oever
die het land begrensde
is nu het begin van de rivier
de wolken
die de zon verborgen
beschilderen de hemel
en achter de horizon
verbergt zich geen verdriet
maar wacht de magie
de woorden
geblazen uit glas
zijn zin geworden
ik was hier eerder
en zag het niet
zoals ik het zie
Ik zeg poes
ik kan de diepte horen
ik zie je geboren worden
je eerste woord, je eerste stappen
je eerste woord is poes
maar ook een zwarte vlieg is poes
en dat je van de trap springt
als ik thuis kom
en hoe je leven mijn leven wordt
en wat er dan nog over blijft
ik zie je geboren worden
maar vaker nog ben je dood
ik zie je vroeger
nu ben je er niet
ik zie je nu
maar je bent er niet
ik zou willen dat je poes zegt
maar dat zeg je niet
ik zeg het maar, om je te helpen
misschien helpt het
en blijft er wat over
Altijd
Altijd
mest en regen
en wat regen doet
met mest
het pad door de achtertuin
en de bessen
waar we de vogel begroeven
en de katten
en zo nu en dan een hamster
waar de haan kraaide
en de snerpende stem
van de buurvrouw
hem vervloekte
bij zonsopgang
mest en regen
en wat dat doet
met mij
altijd
Gelijk het gras
Vandaag ben ik zo moe als gras
dat na een lange winter nog wel leeft
maar niet meer weet hoe het eens was
toen alles om mij zong wat adem heeft.
En gisteren was ik groen als gras
ik wist toen niet wat humor was
ik lachte vaak om iets wat grappig leek
maar dat dan later heel erg tragisch bleek.
En morgen ben ik ingekuild
gemaaid, gebundeld en al licht gefermenteerd
daar heb ik dan een leven voor geleerd
en al mijn mooie dromen weggehuild.
Als jij, mijn wereld
Als jij, mijn wereld
zoveel
en maar een
van mij
loop door mijn parken
mijn natuur
ga naar de plek
waar de grens verdwijnt
kijk naar bloemen
die ik heb geplant
en bomen
die vanzelf zijn gegroeid
zie de mooie muurtjes
ik heb ze gemetseld
met vakmanschap
van jaren
loop door bergen
die er al waren
niet van mijn wereld
in mijn wereld
zet je voeten
in geultjes van zand
waar een kind
de vloed probeert te vangen
kijk naar de graven
ik heb er geen steen opgelegd
bedekken is dood
van liefde
ga liggen
bij kleine
vermetele monumentjes
die ik leefde
waak mijn woorden
slaap mijn gedachten
drink mijn dromen
als jij, mijn wereld
als ik,
jouw wereld
Vergeten herinneringen
Ik benoem
Ik benoem het branden van de zon
op mijn huid als het weer zomer is
Ik benoem het vinden van een antwoord
lang voordat de vraag wordt gesteld
en voordat ik weet dat ik kan vragen
Ik benoem een kleur tussen blauw en blauw
die mijn ogen vochtig maakt
op een vergeten plek
aan het eind van een afgesloten weg
Ik benoem de sterrenregen in Augustus
mijn rug door mos gesteund
in de verte stroomt een rivier
die al maar dichterbij komt
tot ik deel ben van het stromende water
Ik benoem wie ik ben
ik ben mijn naam vergeten
ik ken alleen nog maar de jouwe
ik ben jou gaan heten
je lippen geopend zonder woorden
maar verklaring en belofte
Ik benoem waar wij heengaan
als golven die strand zien
als zee die laagland heeft ontdekt
als een rivier waarvan de dijken zijn doorgestoken
als een roman zonder verhaallijn
als een ongerijmd sonnet van zesendertig regels
in een zelfontworpen schrift
Ik herinner
ik herinner me
we liepen terug en waren de weg kwijt
maar we kenden de toekomst
we zouden het lied der liederen zingen
we zouden dat samen schrijven
op muziek van de branding de zon de sterren
Ik herinner me
je ogen en de woorden
van voor- en tegenspoed en dood
die lieve naieve woorden
over onsterfelijkheid
Ik herinner me
het onbenoemde blauw werd geel
de zon werd koud
het mos was stof geworden
Ik herinner me
ik ging je naam vergeten
keek om maar zag je niet meer
Ik herinner me
Augustus
mijn naam
Rivier
De Rijn is in de Rijnmond aangekomen,
naar Hoek van Holland is het slechts een watertocht te gaan,
dan nog de Noordzee, het Kanaal en eindelijk de oceaan,
de diepzee, donker, Nemo, pratend achter glas en staal, je kunt hem niet verstaan;
hij is al veertig dagen onderweg en twintigduizend mijlen onder zee, waar denkt zo iemand aan?
Hij denkt, hij hoopt, dat hij ook aan zal komen maar er is iets grondig misgegaan,
de druk verbreekt het glas, hij ziet de Rijn naar binnen stromen,
hij voelt dat hij nu aan gaat komen
maar ergens anders dan waar hij naar toe wilde geschreven
De Rijn is in zijn leven komen binnenstromen;
terwille van mijn kinderdroom besluit ik hem nog door te laten leven.
De Rijn is in de Rijnmond aangekomen.
Ik sta daar aan de oever, kijk terug op waar we stonden, wat wij vonden, al die wonden,
en honden, trouwens, heel veel honden,
behoorlijk kwaaie ook, ze beten ingeteeld er energiek op los.
De Rijn is in de Rijnmond aangekomen,
niet door haar eigen kracht maar zwaartekracht,
die water vloeiend trekt langs bomen, steden, dorpen aan rivieren
de rest komt er vanzelf, op ski's, de stokken los, de stuifsneeuw om de oren, Grüss Gott:
de Rijn is een lawine, eerst bevroren maar dat heeft zij snel vergeten,
het vloeibaar water lekt de regels uit, en valt dan in een gat dat Hoek van Holland heet.
Daar woonde eens een schat, een meisje, dat bij mij zat in de klas,
twee rijen voor mij. Als ik aan haar denk zie ik haar rode haar,
het strand, het wrakhout aan de duinen,
de schelpen op de vloedlijn en de sporen die daartussen
vertelden dat de wereld vol met mensen is maar daar was toen geen sprake van.
Ik mocht haar kussen.
In Hoek van Holland was dat, ik was veertien, maar al spoedig is zij weggegaan
naar Canada, de andere oever van dezelfde oceaan,
veel verder dan de Rijn kan komen.
Natuurlijk heb ik haar nooit weergezien, maar soms heb ik genoeg aan slechts één woord,
één zin, één storm. Dan loopt ze weer aan zee, en Nemo ook.
Dan denk ik, ze zijn vast getrouwd, daar twintigduizend mijlen onder zee.
De Rijn is in de Rijnmond aangekomen
Nieuw licht
Dit is mijn plek,
ik ben alleen,
ik ben al duizend jaar alleen,
de wereld is mijn plek,
mijn stille, warme plek,
mijn dood, geboorte, leven,
er is niet meer,
het licht verdwijnt
en ik sterf met het licht.
Ik geef mij aan de koude van de nacht.
Ik ben een kind,
ik ben het licht,
ik ben al duizend jaar het licht,
heb het omhuld
met al mijn macht, mijn nacht, mijn angst,
mijn ijdele gebaren.
Ik ben een deel
van iedereen, van alles, jou,
ik ben al duizend jaar een deel van jou,
maar niet herkend,
het valse licht mijn ogen dicht,
mijn hart bevroren water.
ik ben een steen en herinner de berg
waaruit ik ontstond,
ik ben regen en herinner de zee
vanwaar ik kwam,
ik ben leven en herinner de dood
waaruit ik werd geboren,
ik ben liefde en herinner de pijn
waar ik uit voortkwam,
ik ben licht en herinner het donker
dat mij voortbracht.
Ik ben die ik ben, ik besta.
Nieuw licht onder koude sterren
Dit is mijn plek,
ik ben een deel van jou,
ik ben nog duizend jaar jouw deel,
ik ben de wereld en de plek,
mijn stille, warme plek,
mijn dood, geboorte, leven,
er is niet meer,
het licht komt terug, een storm van licht,
en ik groei naar het licht.
Ik hul mij in de warmte van de dag.
Ik noem jou graag een roos
Wat zegt een naam. Ik noem jou graag een roos.
Jij denkt aan geur maar ik bedoel je doornen.
Maar als ik dat zou zeggen word je boos
en wie wil jou nou nodeloos vertoornen.
Wat zegt een roos. Wij konden in 't begin
veel dingen met het zelfde woord benoemen.
Maar woorden werden wapentuig, waarin
de vorm steeds meer de inhoud ging verbloemen.
Wat zegt een woord. Veel woorden zijn al groot
en worden groter door hen te bespreken.
Tenslotte komt hun inhoud niet meer bloot
en zonder inhoud kun je het wel shaken.
Hecht dus aan grote woorden weinig waarde
dan vind je vrede en geluk op aarde.
als het loopt
klein genot
als je zand denkt
en zand
uit je hand loopt
als je hand
verbeelding maakt
voor loze dagen
als je dag schrijft
in een nacht
vol zon
als je de zon
nat maakt en het regent
uit een blauwe hemel
als de hemel valt
de sterren
zee worden
als de zee
het zand verdroogt
en de duinen drijven
dan loopt het
Verbindingen
Zo zie ik het
stalen draden
eindeloos vervlochten
sterker
dan liefde
dood bij leven
gouden draden
eindeloos getrokken
sterk
als liefde
leven na dood.
wat woorden
op zoek naar een gedicht
nevelwoorden
ontlozing
gedachtengroen
wazende ramen
appeltjeswit
bluffende hand
en natuurlijk ook GROES!
waar mist jarenlange lijnen trekt
en bomen ademloos
blijven staan
laat ze zijn
zet ze op muziek
en ze zingen
spreek ze
en ze bestaan
er wordt al zo veel uitgelegd
Ogen
hoe jong ben je
als je spiegels ontdekt
ik heb ogen, kijk, ik zie dat ik ogen heb
en als jij naar mij kijkt in de spiegel
dan zie ik je ogen
als je ogen naar mij kijken
dan weet ik
dat jij mijn ogen ziet
als ik naar je kijk
mijn moeder, mijn kind,
mijn lief, mijn wereld
je ogen zijn spiegels
ik denk jou te zien
ik zie mijzelf
ik hou van jou
jij bent mijn spiegel
mijn spiegel in jou
ik ben mooi
dit alles duurt lange tijd
maar nu ik mij omdraai
ben ik geen kind meer
dat is droef
maar onvermijdelijke
noodzaak
geen nieuwe spiegels
nieuwe ogen
Klaaglied
Laat mij maar liggen, buiten is het koud
het regent weer, de zon laat op zich wachten
en dan die onbehoorlijk lange nachten
op dit seizoen ben ik niet echt gebouwd
en bovendien gaat het vandaag weer fout
mijn voorhoofd zit verstopt, een langverwachte
allergische reactie sloopt mijn krachten
ik heb het al weer akelig benauwd
wat duurt de winter lang, waar blijft de lente
en hoeveel koude kan een mens verdragen
ik had toch naar de warmte kunnen vluchten
ontsnappen aan dit grauwe pestilente
seizoen, om dan mijn hart te kunnen luchten
door over hitte en de zon te klagen.
Overtijd
Betovering
Vanaf je vliegende tapijt vertel je verhaaltjes
over het land van de Yen dat ligt heel dicht bij Glen
je kunt daar alleen door de lucht komen
onderweg zijn er ook vleesetende bomen
en grote katten die mensen en kinderen haten
omdat die altijd maar doorgaan met praten
dan is er ook nog het Noorderlicht
en een wei vol met geiten achter de paaltjes
's nachts halen de feeën je vaak uit je bed
ze vliegen voorop door de lichtende nacht
en achter de maan staan de koekjes al klaar
en nog veel meer van die droomverhaaltjes.
Ik heb nog nooit gevlogen
ik kan alleen maar timmeren
en ik heb pas een kip geslacht
samen met mijn vader.
De lichtjes in je ogen
je handen die bewegen
de lucht ruikt mooi
ik ben verlegen
ik weet niet wat ik zeggen moet
ik wil dat jij mij meeneemt
op je vliegende tapijt
maar vragen durf ik niet.
De koning en de kat
Op een mooie dag
De zon hoog aan de hemel
Mijmert de koning
Hij gaat waar ik nooit kan gaan
Ver van huis naar de muizen
Voor mij slechts ratten
In slecht zittende pakken
As in hun ogen
De vrijheid op katafstand
Mijn koninkrijk voor een kat!
Een toevallig gedicht
kan
de moderne techniek
de dichter helpen?
de Grote van Dale
op CDRom
opent
keer op keer
met een willekeurig woord
waaruit poëzie
kan ontstaan
dokken
minima
visresten
beloning
schrobben
patriciërs
a capella
vergankelijkheid
rank
ontgonnen
verlaten
onbekranst
het is een dure CDRom
je moet er voor dokken
dat is niet weggelegd voor de minima
vroeger aten zij visresten
die zij kregen als beloning
voor het schrobben van de stoepjes
van de patriciërs
daarbij zongen zij a capella
over de vergankelijkheid
van het leven
zo rank geboren
om dan volledig ontgonnen
deze wereld te verlaten,
onbekranst
ik geef het toe:
toeval leidt niet altijd tot kunst
maar wél weemoedig
zo'n gedicht!
Van Coimbra naar Jaca
I
In Coimbra streefden vroeger Jezuïeten
er naar de goddeloze protestanten
en al die andere duivelse trawanten
terug te voeren op het pad dat zij verlieten.
Het was de denktank van de katholieken,
zij leverden de stof waar later Dante,
Mirbeau, de Sade en hun geestverwanten,
spontaan en literair van zouden pieken.
De stad is nu gevuld met prettoeristen,
de straten vol met vrouwen half ontkleed
en speciale plekken voor de nichten,
is dat nu het gevolg van 's duivels listen
of commentaar van God op al het leed
dat Zijn getrouwen in Zijn naam aanrichtten?
II
Twee weken later: Jaca stelt ten toon
het heet de harde hand der inquisitie
het toont de hardware die de oppositie
tot inkeer bracht en haar verdiende loon.
Wat zijn die marteltuigen wonderschoon,
een technisch hoogtepunt, die expositie
het foltertuig van God's Eigen politie
was beter dan wat klaarlag voor Zijn Zoon.
Zo zetten wij de nering naar de tering
sindsdien heeft de techniek niet stilgestaan
we hebben nu ook elektriciteit,
daar zouden ze pas echt voor zijn gegaan
want dan duurt doodgaan tot in eeuwigheid
en dat geeft vele kansen tot bekering.
Mythe
Al dwalend door de straten van Vieux Nice
en denkend aan de zin van het bestaan
en alles wat ik tevergeefs gedaan
en niet gedaan heb, hoe de wind mij blies
van voor naar achter 't flinterdunne vlies
dat rationaliteit scheidt van de waan
en aan die eindeloze oceaan
van lege winst, van uitzichtloos verlies
kom ik, toevallig, door Ruelle Foresta
een keiwand wordt versterkt door overallen
ik zie een grote steen, net vastgezet, massief
met veel geraas weer naar beneden vallen
da capo dus, en voor ik verder ga
zie ik de naam van het bedrijf: Sysiphe!
Nat zand, uit de hand gelopen
Een gedicht in 7 delen
Uit de eerste en tweede hand
Het was zo'n dag van veel gelezen kranten,
een tijdschrift en twee boeken, een gedicht
van Gerrit Komrij en, nadat het licht
verschemerde, wat uit het werk van Dante.
Die mix van woorden greep mij hevig aan
en ik besloot, alvorens te gaan slapen,
mij aan het oog der wereld te vergapen.
Daarop bewoog "De wraak van een vulkaan",
die toonde hoe Pompei is gestorven
en ieder die daar destijds heeft geleefd;
die ramp heeft hun geluk voorgoed bedorven
maar ongeweten, niemand werd gesaved.
Gelukkig wist men een backup te maken
waardoor dit drama ons nog steeds kan raken.
Naar dromenland
Door die tragiek kon ik de slaap niet vinden
en als remedie dacht ik een gedicht;
zulks heeft al vaak mijn diepste smart verlicht
door deze aan een prachtig vers te binden.
Zo schoof de grens die slapen scheidt van waken
heel langzaam in de richting van een droom,
waardoor mijn geest kon zwemmen in de stroom
waar zelfs een rechte lijn een bocht kan maken.
….en droomde een vulkaan van mooie woorden
die in de wijde omtrek rond de voet
een ieder deed bevriezen die ze hoorde
een as van letters, strofen, hete gassen
de ware woorden lieten zich verassen,
onmachtig weg te vluchten voor die vloed….
De ware omvang van het drama
De woorden komen midden op de dag.
Twee vrouwen zijn de groente aan het wassen,
een kind speelt met een bootje in de plassen,
een man verslaat zijn twijfel met een lach,
een jonge vrouw is tranen aan het leggen
op iemands graf, misschien wel van haar lief,
die weggegaan is zonder afscheidsbrief;
hij had geen tijd meer om het uit te leggen.
Een man probeert een vrouw te overreden
om nog één keer naar hem terug te gaan
slechts woorden, niet de zin heeft zij verstaan,
zijn boodschap onvoltooid en afgesneden.
Zij zijn nu toch voor altijd bij elkaar,
gelukkig werd het nooit meer volgend jaar.
De betekenis daarvan
En aan het eind van een doodlopend straatje
staat een gesneden beeld uit laconiet
een standbeeld voor het laatste roddelpraatje
twee mensen, krom, hun woorden zie je niet.
Een bij heeft ongemerkt een hand bekropen
die net een zoete appel heeft geschild;
hij is tot edelsteen, tot metafoor verstild
van hoe het leven in de hand kan lopen,
een metafoor voor wat eerst vrij kon leven
van alle woorden, van betekenis
die woorden aan het leven konden geven
voordat ze werden tot een glansvernis
van zaken die het daglicht niet verdragen,
op maat gemaakt om mensen te behagen.
En waar het toe kan leiden
Veel Woorden zijn begraven onder woorden,
veel zinnen zijn hun zin al lang ontgaan;
er zijn zelfs woorden die niet meer bestaan
hun vorm verloor de inhoud die bekoorde.
Zo werden alle ware mooie woorden
bedekt door zinnen vol mooipraterij,
en uit behoefte aan dikdoenerij
zijn er steeds meer versteende woordgestoorden.
(neem twee terzinen naar keuze)
Geef mij één woord dat zichzelf is gebleven
geef mij één woord dat nimmer werd misbruikt,
geef mij één woord dat tranen trekt voor later,
geef mij één woord dat zwemt in helder water,
geef mij één woord dat naar de lente ruikt,
geef mij één woord dat niet is opgewreven,
geef mij één woord dat niet is weggegeven,
geef mij één woord dat nooit heeft rondgedreven
in een riool van bloed en dorstigheid,
dat niet bevlekt werd door onzuiverheid,
dat niet een schaamlap was voor stommiteit
En een verschuivende ritmiek
Geef mij één woord, één woord maar, ongestoord,
bekorend, onstorend, verhorend, aansporend,
bewogen, ontvlogen, cirkelbogen, ingetogen, dialogen, veelbewogen, opgetogen, ongelogen.
Palimpsest in anapest
In de verte begint een sirene te loeien,
bezoektijd voorbij en de woorden gaan dicht;
't is niet goed om de woorden te zeer te vermoeien
dan raakt er teveel van hun inhoud uit zicht
Lotharingen
Een slagveld wordt een tijdloos monument
als niemand de verslagenen meer kent
het is weer prachtig groen in Lotharingen
de wijngaard, goed gevoed, draagt ongekend
Als ik zou durven
als ik alles wat mij is geleerd
opzij zou durven zetten
dan zou een beeldenvloed als een novemberstorm
ontsnappen uit de gewelven van mijn verbeelding
en als een gek geworden bestuurder
van een veel te snelle, dure, opgevoerde sportauto
dwars door de vangrail van de conventie
met volle kracht het tegemoetkomende verkeer
te pletter dichten:
Laat je gaan
laat je gaan alsof er geen remmingen zijn
laat je gaan alsof leven gratis is, elke rekening uitblijft en
nooit, nooit, nooit de deurwaarder zal komen
met zijn gezicht van uitgekookte, diepgevroren afvalgroente
waarin maden hun kopjes boven het ongeschoren maaiveld uitsteken
laat je gaan
laat je gaan
laat je gaan alsof de wereld van jou alleen is
laat je gaan alsof anderen slechts in je fantasie bestaan en
nooit, nooit, nooit zullen lijden noch genieten
van wat jij hen aandoet, ontdoet of misdoet en als ze je vervloeken
geniet met volle teugen van hun krachttermen die jouw geest bedenkt
laat je gaan
laat je gaan
laat je gaan alsof er geen morgen is
laat je gaan alsof alleen deze dag van belang is en er
nooit, nooit, nooit meer een later zal komen omdat vandaag de eeuwigheid is
en sterven alleen op jouw bevel die anderen beheerst waarvan jij de sleutel hebt
dat prachtige decor waar jij zo lang aan bouwde
laat je gaan
en als je dan gaat
bedenk dan dat jij de wetten bepaalt
spring de afgrond in, neem een aanloop, voel de wind door je haren
en spring, spring, spring want de bodem wordt pas onderweg uitgevonden
en als je wilt gillen, gil dan en luister naar de echo's vanaf de wanden
en als de bodem komt luister dan naar het uiteenspatten van je lichaam
als je gaat
en als je daar bent
als je op de bodem van het ravijn bent
vind jezelf dan weer uit en kijk om je heen
en zie, zie, zie de resten van vroeger, als slijmdraden aan de wand
een oog, een hand, een hart; pak ze op en bekijk ze, proef de smaak en zie dat het goed was
een lust voor het oog en het smachtende hart waar je was ben je niet
je bent daar
Je bent daar
Je bent daar
laat je gaan
laat je gaan
laat je gaan
Als ik zou durven
zou ik nog een bladzijde vullen
Als ik zou durven
als ik alles wat mij is geleerd
opzij zou durven zetten
dan zou ik, bijvoorbeeld, een sonnet schrijven
dat zo vol van beelden is
dat ze elkaar omver trekken
zonder tussenkomst van buiten:
Jij bent al levenslang MIJN MOOISTE BEELD
mijn denkbeeld, droombeeld, lichtbeeld van verlangen
een voorbeeld dat geen nabeeld kan vervangen
het aambeeld waarop ik gedichten smeed
daarnaast ben jij mijn mooiste toekomstbeeld
een tijdsbeeld van de tijd die nog moet komen
mijn vrijheidsbeeld uit jarenlange dromen
een testbeeld dat mijn oog en zinnen streelt
toch vrees ik soms dat jij een waandenkbeeld
een zelfbeeld aan mijn inbeelding ontsproten,
een mooi verzonnen wensbeeld blijkt te zijn
het drogbeeld van een kromgetrokken brein.
Maar wat dan nog, ik heb er van genoten
mijn fantasie heeft mij nog nooit verveeld
Als ik durfde zou ik eindeloze kwatrijnen schrijven:
Ik droomde
van de dingen die vanzelf zouden gaan komen
van schrijven en van dichten, ach, ik droomde meer van dromen
dan dat ik naar manieren zocht ze te realiseren
dat dromen dan niet uit gaan komen, dat moest ik nog leren
En toen mijn eerste sinterklaasgedicht 't publiek tot tranen toe bewoog
wist ik heel zeker dat talent mij tot de kruin toe vulde
En in de warme gloed van al die, in mijn ogen, welverdiende hulde
verloor ik wat ik nog aan zelfkritiek bezat, volledig uit het oog
Tot sinterklaas hemzelf mij toesprak uit zijn wijsheid, eeuwen oud
Bram, zei hij, je talent kan pas tot schoonheid leiden
als je met bloed en zweet en tranen gaat voor goud
want anders zal men je producten als gratuit gaan mijden
pas in 't bejaardenhuis, daar tussen al die uitgebrande lichten
kun je weer excelleren met je sinterklaasgedichten
pas daar kan niemand je meer van verspilling van talent betichten
want dan ontbreekt je echt de tijd er nog iets moois mee te verrichten
Daarom zweer ik, bij alles wat mij na aan hoofd en hart en andere lichaamsdelen ligt
dit was mijn laatste, allerlaatste sinterklaasgedicht
want ook al lijkt dit sprekend op een reeks kwatrijnen
het enige dat er aan klopt is dat ze foutloos metrisch zijn en rijmen.
Maar eigenlijk wil ik alleen dit maar zeggen:
Mensen leven stille DROMEN
luchtkastelen, idealen
zonder dromen sterven mensen
mensendromen worden woorden
delen dromen tussen mensen
zonder woorden sterven dromen
Een waar sonnet
Schrijf een sonnet, die zalf voor schrale dagen
die koestering van vreugde en verdriet;
verfraai het door een slim gebruik van lagen,
contrasten, kleur, maar niet te erudiet.
Vermijdt als gif de vele hinderlagen,
de vette metaforen, te gratuit
voor woorden, laat het schragen
door simpelheid, doe maar gewoon, een lied
voor zowel goede als voor slechte tijden,
niet anekdotisch, niemand kan het schelen
wat jij hebt meegemaakt, dat gaat vervelen
en laaft het hart niet, noch grijpt het de keel.
Laat dus je lezers niet onnodig lijden:
een waar sonnet beroert universeel.
Moeilijke woorden
Bewaar je tranen maar voor later zei mijn lieve moeder.
Dat hielp niet echt om blij de toekomst tegemoet te gaan
en later dacht ik, toen het beter ging dan ik vermoedde,
misschien heb ik haar toch niet goed verstaan
en poogde zij mij voor begeerte te behoeden.
Neotenie, een nieuwe jeugd, een liedje van verlangen,
de droom om terug te gaan naar mijn bewaarde kind
dat spelend door het leven danste en zich onbevangen
en zonder schuld liet leiden door de wind.
Maar wat volgroeid is laat zich niet vervangen.
Die veel begeert, die veel ontbeert, zo staat het in Vandale.
Ik kreeg dat boek cadeau van een vriendin die ik begeer
én om haar geest én om wat heet het menselijk basale.
Dit toont mij aan dat niet alleen des Heeren
plaatsvervanger, gruwelijk kan falen.
Hecht daarom aan veel woorden van dit type weinig waarde
Dan vind je, onverhoopt wellicht, toch vrede en geluk op aarde
Niet lang meer
Hij heeft zijn naaste lief, althans dat zegt hij zelf,
zijn naaste echter wil hem al maar niet beminnen,
misschien verstaat zijn naaste niet zijn liefdeslied,
te snel gezongen en vol kreten uit een tijd die vroeger was
maar nu niet meer.
Hij heeft een vriend met wie hij graag ter kerke gaat,
die zingt hetzelfde liefdeslied maar langzaam en gedragen
zoals het een jurist betaamt. Zijn ziel draagt kleppen en zijn tred
is vast, de toekomst wenkt met schatten uit zijn jeugd,
weleer, niet meer.
Als ik hen zie moet ik aan vroeger denken.
Dat glibberige soort zat bij ons vooraan in de kerk
zij hadden goddelijke macht, zij konden brood en wijn ontnemen
maar door de week de wijde wereld in, de kat in 't donker knijpen,
ik zie het weer.
Tezamen en met vrienden om hen heen, niet godgelovig maar
wel evenzeer gedragen door verlangen naar een tijd die beter was,
(regenten heersten en het volk was stil en bad en werkte hard)
bedenken zij een toekomst vol van somber leed en arrenmoed.
Er is niets meer.
Zij maken van de deugd een nood, een argument voor onontkoombaar leed
de broekriem moet sterk aangehaald om ons armlastig zieke lijf,
de wereld is zo vol gevaar dat alles mag en moet en kan,
de tijd dat leven leuk was blijkt door valse goden en hun dienaren verwoest.
En er komt meer.
Zij zijn loodgrijs, zij rechten krom met opgeheven hoofd, zij kletsen over waarden
maar wat zij eigenlijk citeren is Amy Groskamp-ten Have.
Als je maar netjes eet, spreekt, piest en poept dan mag je rustig haten.
De rechten van de mens zijn slechts voor eigen volk gereserveerd,
hoewel, ook dat niet meer.
Aan de oevers van de IJssel, bij Capelle en den Haag,
zit een zuigeling te wenen, met de bijbel in zijn maag.
Lieve moeder, spreekt de kleine, 'k zie toch hierin nergens staan
dat het leven pas weer leuk wordt als we naar de hemel gaan.
Ik zie waarden maar geen normen, maar die waarden gelden niet
voor die normfundamentalisten. Dat is toch heel hypocriet?
Lieve kleine, spreekt de moeder, wat heb ik jou aangedaan,
toen ik vorig jaar ging stemmen, ben ik in de fout gegaan.
Ik heb het aan mijzelf te danken maar helaas, jij lijdt het meest.
Wat een wereld geef ik jou door, door mijn domme kuddegeest.
Lieve moeder spreekt de kleine, laat hen toch rustig begaan
als ik groot ben en mag stemmen zal die club ten onder gaan.
Maar waarschijnlijk nog veel eerder want die domme eigenwaan
leidt tot gruwelijke fouten, dus het zal snel overgaan.
Padanga!
Soneto per en uomo ohne langue
Desmesurado, autumn leaves, magie,
grisaille, love et hate en pas de deux,
ringdanser, to the heart of les lieux-dits,
comme bodies made of sorrow, grumeleux.
Kein Ausweg, gribouillage, parodie
van viderverdighet, tonight, jeg blø
into das Herz of yestersamedi
je liebe tenerezza, precieux
Jij bent si yndig, elskelig, si tendre,
du machst mir blöde, blij, et etonné,
mi gran pásion, you know how to forlede,
remember sludd chez toi, zo lang geleden,
la poésie, la rue long et méandre,
infinité, the song of songs, de zee.
Bedtijd
Koekiemonster
Als ik benen omhoog, op de kop, aan de schommel ga hangen
dan zie ik de wereld zoals jij die nog nooit hebt bedacht
dan kriebelt het gras en de bloemen mijn mond en mijn wangen
dan ben ik beneden, zij boven, wie had dat verwacht.
Soms kan ik zo vreselijk erg naar mijn knuffel verlangen
want die ruikt naar mijn bed en naar warmte en is lekker zacht
en ook wil ik graag dat je mij vangt met tien ijzeren tangen
en het gat in de weg en de boer en dat jij naar mij lacht.
Als ik bang ben in donker dan maak ik een tent van mijn laken,
er is gras en mijn knuffels, de tuin waar ik speel in de zon,
koekiemonster de deur uitgestuurd maar het kan nog wel grommen,
het slaat hard op de muur maar die is van het sterkste beton
en het kan me dan eigenlijk allemaal niet erg meer bommen
want mijn hoofd kan de wereld in wat ik maar wil anders maken.
Allemagonda
Ik vlieg als een vogel de lucht door naar Allemagonda
daar zijn nu al jaren de Piepeletemaas de baas
de kinderen zijn daar vaak bruin maar je ziet er ook blonde
en hun huisdier, de zwartsik, dat sluiten ze op achter gaas.
De zwartsik legt eieren, ongeveer één per seconde
dat zijn er dus veel en zij legt ze met erg veel geraas
als een kind dan zo’n ei niet gepakt heeft maar eerlijk gevonden
dan mag het dat opeten en het smaakt lekker naar kaas.
Voor de Piepeletemaas naar Allemagonda vertrokken
toen waren ze niks, maar nu lijken ze wel kampioen,
thuis aten ze poep, met een plasje om het weg te spoelen,
van de modderflagrijn, die er leeft in de talrijke poelen
want het regent daar veel en dat dier heeft dus vaak natte sokken
dat geeft buikpijn en kramp en dan is er niks meer aan te doen.
Ballade van liefde en wind
Ik ga je hier verhalen van wat in een ver verleden
een groepje mensen overkwam. Zij hebben veel geleden
maar door een speling van het lot en door hun open geesten
konden zij zich bevrijden van een uitzichtloze queeste
die, als zij was volbracht zoals dat hoort, traditioneel,
geleid had tot veel leed maar nu werd liefde juist hun deel.
Door met een open hart en geest en zonder sceptisch denken
te luisteren naar hun verhaal zal het je ‘t inzicht schenken
dat romantiek en liefde ook voor jou is weggelegd
als je het blinde toeval maakt tot je getrouwe knecht.
De mensheid is vol ijdelheid en jaagt op valse winden
Maar als je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden
Heel lang geleden, ver van hier, leefde een schone maagd.
Heur haar was blond, zwart, bruin of rood, vul in wat je behaagt.
Haar cup was A, B, C of D, of wat u ook ontroert.
Haar taille was irrelevant, die werd toch ingesnoerd.
Haar ogen bruin, blauw, groen of grijs en vol geheime plannen.
Zij was de kwintessens van al wat vrouw is voor de mannen.
Haar vader schonk haar weg, al vele jaren voordat hij
haar moeder’s bloempje vreugdevol bevruchtte met zijn bij.
Toen zij de leeftijd van de zestien jaren had bereikt
vertoonde zij een eigen wil en zei, verongelijkt:
“Ik kies toch echt mijn eigen man, mijn leven hoort mij toe.
Gij kunt beloven wat gij wilt, denk niet dat ik het doe.”
De mensheid is vol ijdelheid en jaagt op valse winden
Maar als je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden.
Door blinde woede overmand sloot vader haar toen op.
De toren van zijn trots kasteel leek hem geschikt. Daarop
vroeg hij Tyrannosaurus Rex, de draak, haar te bewaken
opdat zij, wat zij ook zou doen, niet uit het zicht zou raken.
Dat was het einde niet want ver van daar leefde een ridder.
Zijn witte paard stond altijd klaar: pas op, oh draak, en sidder!
De ridder heette Jan Rap, en zijn maat was hem tot steun.
Gedrieën gingen zij op pad met stap- en hoefgedreun.
De eerste hindernis die zij ontmoetten was een beek.
Die was niet breed maar ook niet smal, die was zoals hij leek.
Toch zijn de ridder en zijn maat daar toen bijna verdronken.
Gelukkig was de beek niet diep waardoor zij net niet zonken.
De mensheid is vol ijdelheid en jaagt op valse winden
Maar als je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden.
Want, even tussendoor, de reden van veel jong mislukken
is dat je nog niet weet dat het soms beter is te bukken.
De tak hing laag en werd fataal, zij zweepte Jan van ’t paard.
Zijn maat, te voet, viel onder hem ‘t was zeer betreurenswaard.
Maar met de veerkracht die de jeugd nu eenmaal eigen is,
herstelden zij zich snel, en werd de rest geschiedenis.
Het wordt nu echter tijd de queeste te introduceren
Daartoe komt op de bode die ik nu ga definiëren.
De bode was een jonge vrouw met alle attributen
die je daarbij bedenken kunt; natuur, geen substituten.
Haar bruine ogen onder wimpers zwart als antraciet
keken hem aan van onderaf. Twee poelen vol verdriet.
De mensheid is vol ijdelheid en jaagt op valse winden
Maar als je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden.
“Mijn Heer”, zo zei dit bodekein, “Mijn Vrouwe is in nood.
Slechts Gij kunt haar nog redden want, voorwaar, haar nood is groot.”
De ridder raakte zeer verward maar toch ook opgelucht:
hier diende zich een keuze aan, dus sprak hij onbeducht:
“oh lief en beeldschoon bodekijn, mijn missie in dit leven
is maagden redden uit de nood maar wie, is mij om’t even.
Kunt Gij mij zeggen wat uw status is op dit gebied?
Of vind ge dat te indiscreet zo ja, zeg het dan niet.”
“Mijn Heer”, zei de vermeende maagd, “wat zijt gij ouderwets.
Het maagdschap zit tussen uw oren en de rest is klets”.
Zo mooi, en ook nog hersens, dacht de ridder en hij wist
dit is de vrouw die ik mijn leven lang al heb gemist.
De mensheid is vol ijdelheid en jaagt op valse winden
Maar als je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden.
Dus sprak de ridder tot zijn maat: “Zeg maat, rijd gij vooruit
en als ge daar de draak ontmoet, blaas dan zijn vlammen uit.
En als de vrouwe in te toren u weet te behagen
redt haar dan van haar droeve lot en maak met haar tien blagen.
Maar zorg wel dat het jongens zijn want meisjes worden maagd
en na een jaar of zestien wordt zo’n maagd dan weer belaagd.”
Dus zo gezegd en zo gedaan. En alle hoofdrolspelers
die leefden nog gelukkig lang en werden woningdelers.
De ridder en zijn bodekijn verwekten vele vrouwen
die, maar dat komt veel later pas, de blagen zouden trouwen.
En nooit meer zijn de ridder, maat en paard weer weggegaan.
De draak verdween gewoon want die had toch nooit echt bestaan.
De toren werd een pretpark onder leiding van de vader
en zo kwam dit zo verscheurd gezin elkaar uiteind’lijk nader.
En de moraal van dit verhaal, van deze teelballade,
is, hoe verward je geest ook is, ook jij vindt eens genade!
En als die kans komt op je pad, grijp haar met beide handen,
vergeet je starre doel, zo zal je leven niet verzanden
in ijdelheid en het najagen van de valse winden.
Wanneer je luistert naar je hart dan zul je liefde vinden.
Zonder verhaal is er geen tijd
Zonder verhaal is er geen tijd